Skip links

Ervaringsverhaal van Milou Mathijssen

'Zijn eenkennigheid sloeg om in angst’

''Mack kon op een afstandje wennen aan de kinderverpleegkundige van KinderThuisZorg en raakte hij niet in paniek toen ze het infuus aanlegden.''

Met carnaval begon het, vertelt Milou Mathijssen, moeder van Mack (2). ‘Hij voelde zich niet goed. Vijfde of zesde ziekte dachten de artsen, het bleek een streptokokkeninfectie te zijn. Een flinke. 

‘Mack had rode vlekken in zijn nek, zag ik tijdens de kindercarnaval. Hij voelde zich ook duidelijk niet lekker. Een zetpilletje hielp niet, het ging alleen maar slechter. Die week zijn we drie keer in het ziekenhuis geweest en ook nog een keer ‘s avonds bij de huisartsenpost. De artsen dachten aan de vijfde of zesde ziekte, die geven dezelfde verschijnselen: koorts en vlekken over het lichaam. Dat kon wel tien dagen duren. 

Het klopte niet voor mijn gevoel. Mack bleef tegen de veertig graden koorts houden en wilde niet meer zitten en staan. Toen werd zijn arm ineens heel dik. De huisarts stuurde hem gelijk door naar het Bravis ziekenhuis in Bergen op Zoom. Daar is hij opgenomen en onderzocht. Omdat ze niet precies wisten wat hij had, moesten we allemaal in quarantaine. Na anderhalve dag kwam de uitslag: Mack had een ernstige streptokokkenbacterie in de bloedbaan, een vleesetende bacterie, een serieuze, zeg maar: streptokokken a. Hij heeft toen een week in het ziekenhuis gelegen, aan het infuus. 

Eenmaal thuis zat hij meteen weer onder de vlekken. Vanaf toen zijn we alleen nog maar in het Sophia Kinderziekenhuis geweest. Weer allerlei onderzoeken: echo’s, hartfilmpjes, MRI-scans, bloedonderzoeken. Het was best dramatisch, want Mack is heel eenkennig, dat omsloeg in angst. In een ziekenhuis zie je natuurlijk telkens weer een ander gezicht. Mack schreeuwde het uit bij elke vreemde die de kamer binnenkwam. 

Hij zou wel eens kinderreuma kunnen hebben, dachten ze in het ziekenhuis, maar gelukkig ontdekten ze op de MRI iets anders: een botontsteking in de pols. Hij moest opnieuw tien dagen aan het infuus. Toen raakte ik in paniek: we hadden al een week in het ziekenhuis achter de rug. Niet nóg een keer, dachten mijn man en ik, het was best zwaar geweest in een omgeving dat niet je eigen huis is met een kind dat zich totaal niet op zijn gemak voelt en heel bang is. Maar toen hoorden we dat we gewoon naar huis mochten en dat er kinderverpleegkundigen van KinderThuisZorg zouden komen om ons te helpen. 

Wat ik heel professioneel vond is dat ze Mack de eerste dag gewoon zijn gang lieten gaan. Ze wisten dat Mack nogal bang was, dus toen ze binnenkwamen negeerden ze hem. Ze gingen gewoon de medicijnen klaarmaken. Zo kon Mack op een afstandje aan hun aanwezigheid wennen en raakte hij niet in paniek toen ze het infuus aanlegden. Dat was binnen twee tellen gebeurd. Een easypump. Daar waren we ook al zo blij mee. Hij kreeg een piepklein tasje om zijn middel gebonden ter grootte van een brillenkoker, daar zat het infuus in. Hij kon er zelfs gewoon mee van de glijbaan!

Het is best een rollercoaster geweest, het afgelopen half jaar. Gelukkig was er veel begrip op mijn werk. Misschien een tip voor andere ouders: praat erover op je werk. Het gaf mij in ieder geval veel verlichting om dat stuk los te kunnen laten. Je wil er helemaal kunnen zijn voor je kind en je staat weken lang in standje overleven. Zo’n dag dat Mack in het ziekenhuis een PICC-line kreeg, dat hij onder narcose moest, was heel pittig. Daar wil je sterk voor zijn. Als zo’n terror-dag dan weer achter de rug is, ben je zó opgelucht. Ik hoop het nooit meer mee te maken. Dat hoeft gelukkig ook niet meer, want het gaat goed met Mack. We boffen dat het behandelbaar was. In een ziekenhuis zie je genoeg andere verhalen.’

Tekst: Nicolline van der Spek

This website uses cookies to improve your web experience.